|
Er was eens een oude dame die samen met haar kat en
haar koe woonde. Elke dag bracht ze de koe naar het veld en liet zij de kat op
het huis passen. Op een dag was zij weer vertrokken en de kat was alleen
thuisgebleven. Hij had flinke trek, maar kon nergens iets te eten vinden. Hij
zocht het hele huis door, van boven tot beneden, maar tevergeefs. Eindelijk vond
hij een grote aardewerken kookpot, vol met gestremde melk. Hij stak zijn pootje
erin, maar kreeg niets te pakken... nog een pootje, maar ook dat hielp hem niets
verder. Toen stopte hij ook zijn derde poot erin en... hop, de pot rolde
om en alle melk stroomde over de vloer. Mmmm... de kat likte alles schoon op!
Voldaan wachtte hij rustig de thuiskomst van zijn bazin af.
Toen ze 's avonds
thuiskwam en op de vloer alle scherven van de kookpot zag liggen, riep ze uit:
"Kom jij eens hier, wat heb je gedaan? Je hebt alle melk omgegooid!" - "Nee,
nee, dat heb ik niet gedaan!" De kat aarzelde even en vervolgde toen: "Een rat
is naar binnen gekomen in huis, ik ben hard achter hem aan gerend... Hij stootte
tegen de kookpot en de melk stroomde eruit." Het oude vrouwtje bekeek hem eens
goed: "Hoe komt het dat jouw snorharen vol melk zitten?" De kat keek naar de
grond en antwoordde niet. "Kom hier," beval zij en gaf hem een flink pak slaag.
De volgende morgen ging de vrouw weer net als altijd naar het veld en
liet de kat alleen achter. Maar hij herinnerde zich maar al te goed de straf die
hij de vorige avond had gekregen en wilde graag het huis verlaten. Hij trok een
cape aan, deed een riem om zijn middel en stopte een schaar en een ijzeren stang
bij zich. Wat etensvoorraad voor onderweg deed hij in een zak die hij met een
riem op zijn rug bond - en zo verliet hij het huis van de oude vrouw.
Hij liep en hij liep en hij liep heel lang. Toen ontmoette hij een ezel
die hem vroeg: "O, hé... Waar ga jij heen, neef kat?" - "Ik ga naar Mekka. Ik
ben op pelgrimstocht naar Mekka," antwoordde de kat. "Mag ik met je meegaan?" -
"Jawel, vooruit maar, kom maar mee. Het komt goed uit, want ik ben moe en ik zal
op je rug klimmen." En zo gingen de kat en de ezel samen op weg. Ze liepen en ze
liepen, heel ver en heel lang!
Toen kwamen ze een schaap tegen. "Hallo, waar ga
je heen, neef kat?" - "Ik? Ik ben op weg naar Mekka. Op pelgrimstocht. Onderweg
trof ik de ezel en hij begeleidt mij nu." - "Mag ik ook met jullie mee?" - "Nou,
vooruit maar. Het komt goed uit, want als we honger krijgen, hebben we melk voor
onderweg." En zo gingen ze gedrieën op weg: de kat, de ezel en het schaap.
Ze liepen en ze liepen heel lang. Een eind verder kwamen ze een haan
tegen. "Hé, hallo... waar ga jij heen, neef kat?" - "Ik ben op weg naar Mekka,
op pelgrimstocht. Onderweg kwam ik de ezel en het schaap tegen, zij gaan rnet me
mee." - "Mag ik met jullie mee?" - "Vooruit maar, dat is goed. Het komt goed
uit! Als we onderweg in slaap vallen, kan jij ons wakker maken." En zo gingen
ze allevier op weg: de kat, de ezel, het schaap en de haan. Ze liepen en ze
liepen heel lang.
Aan het eind van de dag zagen de vier pelgrims een
huisje in het bos. Ze besloten om daar de nacht door te brengen om wat uit te
rusten. Maar dat huis werd bewoond door wilde dieren: een leeuw, een jakhals en
een everzwijn. Elke avond kwamen ze daar om te slapen. Het duurde niet lang of
ze kwamen thuis en merkten dat de deur gesloten was. Ze vroegen zich verbaasd
af: "Hé! De deur is dicht! Wat heeft dat te betekenen? Zou er iemand in het huis
zijn?"
Ze klopten op de deur en sloegen op de deur. Niemand gaf
antwoord. Ze gingen een eindje het bos in om met elkaar te overleggen. "Een van
ons moet gaan kijken wie er binnen is," beval de leeuw, en hij vroeg: "Wie wil
er heen gaan?" Het everzwijn bood zijn diensten aan: "Ik zal wel gaan kijken wat
er aan de hand is." Hij klopte op de deur en een zacht stemmetje antwoordde hem:
"Wie is daar?" - 'Ik ben het, het everzwijn. Wil je me opendoen?" - "O nee,"
antwoordde de kat, "ik doe jou niet open, anders ga je me opeten." - "Wel nee,
nee hoor, ik kom je niet opeten, ik ben je vriend, ik wil je alleen maar zien."
- "In dat geval moet je je oor tegen het sleutelgat drukken en dan zat ik je
opendoen."
Het everzwijn gehoorzaamde... en de kat drukte zijn ijzeren
pook die hij roodgloeiend had gemaakt in het vuur in het oor van het wilde
beest! Het zwijn vloog er gillend vandoor. De leeuw vroeg hem: "Everzwijn, wat
is er met je gebeurd? Heb je iemand in ons huis gezien?" Het zwijn antwoordde
niet... hij hoorde niets meer. "Wat gebeurt er?" riep de leeuw uit, "het zwijn
is doof geworden, en we hebben geen enkel bericht van de bezetters van ons huis.
Wie wil als volgende vertrekken?"
De jakhals bood zijn diensten aan. "Ik
zal wel gaan kijken wat er aan de hand is." Hij ging naar het huisje en klopte
aan. Een stemmetje antwoordde: "Wie is daar?" - " Ik ben het, de jakhals. Wil je
voor me opendoen?" - "Nee hoor," zei de kat, "ik doe niet voor jou open, want
dan eet je me op." - "Wel nee, ik wil je niet opeten, ik ben jouw vriend, ik zou
je alleen willen zien." - "Steek dan je tong door het sleutelgat, zo ver als je
kunt, dan zal ik je opendoen."
De jakhals gehoorzaamde en stopte zijn
tong zo ver als hij kon in het gat. Met de schaar ging het van 'krak' en de kat
knipte hem af! De jakhals maakte zich huilend uit de voeten. De leeuw vroeg hem:
"Jakhals, wat is er met je gebeurd? Heb je iemand in het huis gezien?" De
jakhals antwoordde niet... hij kon niet meer spreken. De drie wilde dieren zagen
ervan af om in hun huis te blijven wonen. "Het is te gevaarlijk! We hebben het
everzwijn gestuurd... hij is doof geworden. We hebben de jakhals gestuurd... hij
is stom geworden. Het is beter te verhuizen." Zij trokken ver het bos in.
De kat, de ezel, het schaap en de haan hadden een goede nacht. De
volgende morgen gingen de vier weer op weg - op pelgrimstocht naar
Mekka!
Bron: "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Dieren. Dierenverhalen uit de
Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en
Indonesische verteltraditie" Lemniscaat, Rotterdam, 1990.
|